vrijdag 13 mei 2016

Algemene gewrichtsopbouw


-      G-kop: ene botuiteinde

-      G-kom: andere botuiteinde

-      G-kraakbeen: bedekking van de gewrichtsuiteinden – goede wrijving tussen de 2 botuiteinden

-      G-kapsel: over gewricht heen, soort vlies -  verbinding beide beenderen, vormen van gewrichtsholte

-      G-banden of ligamenten: extra - ter versteviging, botstructuren op juiste plaats houden

-      Synoviaal vlies: gewrichtsholte omgeven door vlies - produceert G-vocht

-      G-vocht of synoviaal vocht: extra soepelheid, demping in gewricht

Artrose thv de duim

Artrose duim = Rhizartrose



Algemene anatomie vingers

Er zijn botten te vinden in de vingers (falangen), de middenhand beenderen (metacarpalen) en de handwortelbeentjes (carpale beenderen). De botten en botjes van de vingers (falangen) bestaan uit vingerkootjes (phalanges). Elke vinger heeft er drie: het distale (phalanx distalis), de mediale (phalanx media) en het proximale (phalanx proximalis). De duim heeft er eentje minder. Bij de duim ontbreekt de proximale (phalanx proximalis). In totaal zitten er dus 14 kootjes in de hand. Uw middenhand (metacarpus) wordt gevormd door vijf botjes (metacarpalen). Deze middenhandsbeentjes (ossa metacarpalia) lopen in boog over uw hand heen. Het middenhandbeentje van uw duim (os metacarpale I) is afwijkend van de middenhandbeentjes van uw vingers (os metacarpale II, III, IV en V). Het middenhandbeentje van uw duim is meer zadelvormig en korter dan de rest. De acht handwortelbeentjes (carpus) of carpale beenderen van uw pols liggen in twee rijen van vier boven elkaar (os trapezium, os trapezoideum, os capitatum, os hamatum en in de ander rij de os scaphoideum, os lunatum, os triquetrum en os pisiforme). Aan de ene kant staan ze in verbinding met de middenhand en de andere kan met de twee beenderen van uw onderarm (radius en ulna). De os capitatum is het grootste handwortelbeentje.


Wat is rhizartrose?

Rhizartrose of duimartrose is slijtage van het CMC gewricht van de duim. CMC staat voor Carpo Meta Carpaal gewricht. Dit is het gewricht tussen enerzijds het middenhandsbeen van de duim en anderzijds de handwortel.
Dit CMC gewricht laat toe de duim te bewegen naar de pink toe. Het gewricht is zoals alle gewrichten in het lichaam bedekt met kraakbeen en omgeven door een weefselzakje, het kapsel, en stevige ligamenten. Het gladde kraakbeen zorgt ervoor dat de 2 beenderen mooi glijden over elkaar, het kapsel en de gewrichtbanden zorgen ervoor dat ze niet te veel verschuiven tegenover elkaar.


Met de leeftijd en het veelvuldig gebruik van het gewricht treedt er langzame slijtage op van het kraakbeen. Hierdoor treedt er pijn en ontsteking op die  op termijn ook het kapsel en de ligamenten kunnen aantasten. Deze slijtage noemen we artrose. Jammer genoeg wordt het kraakbeen dat beschadigd is niet hersteld zodat de artrose onomkeerbaar is.



Meestal treedt de slijtage op zonder echt aanwijsbare oorzaak en is ze te wijten aan een veelvuldig gebruik van de duim gedurende jaren. Het gebeurt echter dat een ernstige verstuiking van de duim met een letsel van de gewrichtsbanden of een breuk in het gewricht de artrose versnelt. Dit is te vergelijken met een snellere slijtage aan een motor waarvan een onderdeel los zit.



De voornaamste symptomen zijn pijn en bewegingsvermindering van de duim. Deze pijn treedt voornamelijk op tijdens of na gebruik van de duim. Rust kan de pijn verminderen. Door zware belasting (bvb. een fles opendraaien) kunnen er pijnscheuten optreden. Vaak is er ook een ‘krakend‘ gewricht.




Bij beginnende artrose zal alles gedaan worden om  het letsel zonder een operatie te behandelen. Er wordt dan getracht de pijn en ontsteking te minderen en verdere slijtage af te remmen. Dit kan door :

·         Medicatie: ontstekingsremmende medicatie geeft vaak goede pijnstilling.. Ook injecties in het gewricht kunnen verlichting geven. Men heeft de keuze tussen cortisone, een krachtig ontstekingremmende stof met een effect gedurende een aantal maanden. Tevens zijn er ook injecties met hyaluronzuur, een bouwsteen van het kraakbeen. Deze hebben minder neveneffecten dan  cortisone, maar zijn wel wat duurder.

·         Steunbrace: het dragen van een afneembaar stevig verband in  kunststof geeft minder belasting aan de duim en dus minder pijn en slijtage, maar heeft uiteraard beperkingen voor de beweeglijkheid.

·         Kinesitherapie: bij optredende stijfheid in het gewricht kan een aantal sessies kine helpen om het gewricht soepel te houden, ook met het oog op een nakende operatie.


Indien deze conservatieve middelen niet meer helpen, is vaak de enige optie nog een operatieve ingreep:

·         Indien enkel het CMC gewricht van de duim is aangetast en het gewricht is nog soepel en goed beweeglijk, wordt er gekozen voor  het plaatsen van een kunstgewricht of endoprothese.  Deze bestaat uit een steel met een kopje enerzijds, en een kom anderzijds.  Het grote voordeel van deze ingreep is dat de beweeglijkheid van het gewricht bewaard blijft, evenals de kracht van de duim.


·         Bij patiënten die nog te jong zijn voor het plaatsen van een prothese en bij patiënten waarbij naast het CMC gewricht echter nog andere gewrichten van de handwortel aangetast zijn, worden vaak nog andere operatietechnieken gebruikt. Samenvattend houden deze in dat het zieke kraakbeen en bot verwijderd wordt en een nieuw gewricht gemaakt wordt met behulp van een peestransplantatie uit de voorarm. Deze pees wordt op een speciale manier rond de andere duimpezen geweven zodat de duim niet ‘ontwricht’ en toch zijn beweeglijkheid behoudt.




 

















Reumatische artritis thv de vingers

Reumatische artritis thv de vingers



Algemene anatomie vingers

Er zijn botten te vinden in de vingers (falangen), de middenhand beenderen (metacarpalen) en de handwortelbeentjes (carpale beenderen). De botten en botjes van de vingers (falangen) bestaan uit vingerkootjes (phalanges). Elke vinger heeft er drie: het distale (phalanx distalis), de mediale (phalanx media) en het proximale (phalanx proximalis). De duim heeft er eentje minder. Bij de duim ontbreekt de proximale (phalanx proximalis). In totaal zitten er dus 14 kootjes in de hand. Uw middenhand (metacarpus) wordt gevormd door vijf botjes (metacarpalen). Deze middenhandsbeentjes (ossa metacarpalia) lopen in boog over uw hand heen. Het middenhandbeentje van uw duim (os metacarpale I) is afwijkend van de middenhandbeentjes van uw vingers (os metacarpale II, III, IV en V). Het middenhandbeentje van uw duim is meer zadelvormig en korter dan de rest. De acht handwortelbeentjes (carpus) of carpale beenderen van uw pols liggen in twee rijen van vier boven elkaar (os trapezium, os trapezoideum, os capitatum, os hamatum en in de ander rij de os scaphoideum, os lunatum, os triquetrum en os pisiforme). Aan de ene kant staan ze in verbinding met de middenhand en de andere kan met de twee beenderen van uw onderarm (radius en ulna). De os capitatum is het grootste handwortelbeentje.



Reumatatische artritis

Reumatoïde artritis is een chronische progessieve gewrichtsaandoening. De ziekte gaat uit van het gewrichtsvlies dat gaat woekeren. Het tast zowel het kraakbeen als het omliggend bot aan. Dit leidt dikwijls tot ernstige gevolgen. Vroeger werd de ziekte ook "chronische, progressieve, polyarthritis" genoemd.
Naar schatting lijdt ongeveer 1% van de bevolking aan reumatoïde artritis. In België wordt het aantal RA-patiënten geschat op 60 tot 80.000.
De ziekte komt drie keer meer voor bij vrouwen dan bij mannen. De ziekte kan op alle leeftijden optreden maar het meest frequent tussen veertig en vijftig, ongeveer het ogenblik waarop ook de menopauze begint.



Oorzaak – gevolg


De juiste oorzaak is onbekend, maar waarschijnlijk is bij de ziekte het afweersysteem van het lichaam ontregeld waarbij het lichaam zijn eigen weefsels aanvalt en er ontstekingen in diverse gewrichten ontstaan. Vooral de kleinere gewrichten in de handen en de voeten worden getroffen. Het gewrichtskapsel raakt geleidelijk aan ontstoken en opgezwollen en dit heeft ontsteking van andere delen van het gewricht tot gevolg. Als de aandoening verder gaat kunnen de botten die met het gewricht in verbinding staan zwak worden.
Meestal zijn er ook afwijkingen in het bloed :
- een verhoogde bloedbezinkingsnelheid,
- bloedarmoede,
- ijzertekort,
- (soms) positieve reumafactoren in het bloed.



Symptomen

Alarm-signalen van een artritis zijn o.a.: een relatief plots optredende pijn en zwelling in één of meerdere gewrichten, stijfheid en verlies aan kracht. De pijn en stijfheid kan vooral 's morgens of na een tijd stil zitten erg zijn. De typische morgenstijfheid kan soms meer dan een half uur aanhouden. De ziekte kan een algemeen gevoel van ziekelijkheid en vermoeidheid geven, vergelijkbaar met het gevoel bij griep.
RA begint (meestal) ter hoogte van de gewrichtjes van de handen en de voeten. Soms kan RA zich naar andere gewrichten uitbreiden. Na enkele maanden of jaren evolutie treedt vaak een typische misvorming op: een zijwaartse afwijking van de vingers. 3 à 4 patiënten op 10 hebben ook heel typische reumaknobbels in de buurt van de aangetaste gewrichten.
Meestal treedt de ziekte symmetrisch op: wanneer een gewricht aan een kant van het lichaam is aangetast, dan is meestal ook hetzelfde gewricht aan de andere kant aangetast.

Indien vier van de volgende symptomen optreden is de kans groot dat het om reumatoïde artritis gaat:
• ochtendstijfheid die langer dan 1 uur duurt sinds minstens 6 weken
• ontsteking (zwelling, pijn) in drie of meer gewrichten sinds minstens 6 weken
• ontsteking in de hand-, pols- of vingergewrichten sinds minstens 6 weken.
• reumafactor in het bloed (dit is een specifiek soort antilichaampjes in het bloed die echter ook bij sommige andere aandoeningen aanwezig zijn).
• karakteristieke wijzigingen op radiologische foto's

Bij een beginnende reumatische aandoening is het van het allergrootste belang zo vlug mogelijk tot een goede diagnose te komen. De behandeling kan dan dadelijk aanvatten. Daarom is het belangrijk om bij gewrichtspijn dadelijk de huisarts te consulteren. Deze kan eventueel doorverwijzen naar een reumatoloog.

Reumatoïde artritis evolueert dikwijls naar een belangrijke invaliditeit. Bij sommige patiënten kunnen na verloop van tijd ook andere organen, zoals de longen en het hart worden aangetast. Ook komen bepaalde vormen van kanker meer voor bij deze patiënten. Bij ernstige gevallen van RA (waarbij meer dan 30 gewrichten zijn aangetast) dreigt een vroegtijdig overlijden.



Behandeling



• Er bestaat nog geen genezende behandeling. Wel kan de pijn verzacht worden en de ontsteking verminderd of gestopt worden. Ook kan de verdere afbraak van kraakbeen en de gewrichtsschade afgeremd of gestopt worden. Door zo snel mogelijk na de vaststelling van de ziekte te starten met een agressieve behandeling wordt het invaliderend karakter van de ziekte afgeremd en wordt de levenskwaliteit van de patiënt aanzienlijk verhoogd.
• Naast geneesmiddelen zijn zowel oefening als rust erg belangrijk. Een kinesitherapeut kan hierbij helpen. Een ergotherapeut kan aanwijzingen geven om bij de dagelijkse activiteiten de gewrichten te beschermen, soepel te houden en te ontlasten.
• In sommige gevallen is een heelkundige ingreep noodzakelijk om de aangetaste gewrichten opnieuw los te maken of vast te zetten, of om bepaalde complicaties (zoals peesscheurtjes, cervicale aantasting) te verhelpen.



Fractuur radiuskop thv de elleboog

Fractuur radiuskop thv de ellboog



Algemene anatomie en functie ellebooggewricht

 


Botstukken


Er zijn drie botstukken betrokkene bij de elleboogbewegingen: De bovenarm (humerus) en in de onderarm de ellepijp (ulna) en het spaakbeen (radius). Door deze botstukken worden ter hoogte van de elleboog drie gewrichten gevormd: Het gewricht tussen bovenarm en ellepijp; het gewricht tussen bovenarm en spaakbeen en het gewricht tussen spaakbeen en ellepijp.



Gewrichten


Het gewricht tussen bovenarm en ellepijp: de ellepijp omvat de bovenarm als een tang. Het betreft hier een scharniergewricht dat alleen buigen en strekken in de elleboog toelaat.

Het gewricht tussen bovenarm en spaakbeen is qua bouw een kogelgewricht, maar doordat het uiteinde van het spaakbeen (radiuskop) tegen de ellepijp aanligt worden de bewegingen ervan beperkt in twee richtingen, namelijk strekken en buigen van de elleboog en draaien om zijn lengteas.

Het gewricht tussen spaakbeen en ellepijp bij het ellebooggewricht: het gewricht wordt gevormd tussen het kopje van het spaakbeen en de ellepijp. Het kopje van het spaakbeen wordt tegen de ellepijp aangehouden door een band die begint ter hoogte van de ellepijp, rond het kopje van het spaakbeen loopt, om vervolgens weer aan de ellepijp vast te hechten. Ook deze band is aan de binnenzijde met kraakbeen bedekt. In dit gewricht is het draaien om de lengteas van de onderarm mogelijk.



Kraakbeen


De uiteinden van de bovenarm, ellepijp en het kopje van het spaakbeen zijn bekleed met kraakbeen. Kraakbeen is een goed verend weefsel. Kraakbeen bevat geen zenuwen en bloedvaten. Alle drie gewrichten worden omgeven door één gewrichtskapsel.



Gewrichtssmeer


De bloedvaten in het gewrichtskapsel vormen gewrichtssmeer. Het gewrichtssmeer bekleedt de gewrichtsvlakken met een dunne film. Door zijn stroperige eigenschappen zorgt het gewrichtssmeer ervoor dat de gewrichtsvlakken steeds van elkaar gescheiden blijven, waardoor wrijving tot een minimum wordt beperkt en er geen slijtage van de gewrichtsvlakken optreedt. Men kan gewrichtssmeer vergelijken met vet in een lager waarin de as van een wiel draait.



Gewrichtsbanden


De elleboog wordt verstevigd met gewrichtsbanden. Deze worden ook wel ligamenta genoemd. De banden bestaan uit lagen sterk bindweefsel.



Spieren


De spieren die de elleboog buigen zijn de tweekoppige spier (musculus biceps; spier = musculus) en bovenarmspier (musculus brachialis). De spier die de elleboog strekt is de driekoppige bovenarmspier (musculus triceps brachii). Twee spieren in de onderarm (musculus pronator teres en musculus pronator quadratus) draaien de onderarm naar binnen toe. De tweekoppige spier (musculus biceps) en een spier in de onderarm (musculus supinator) draaien de onderarm naar buiten toe.

Aan de buitenzijde van de elleboog ontspringen op de bovenarm de strekkers van de pols en vingers, aan de binnenzijde de buigers van de pols en vingers.

Slijmbeurzen




Een slijmbeurs is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees en de huid en tussen pees en een botstuk. De belangrijkste slijmbeurs ter hoogte van de elleboog bevindt zich aan de achterzijde van de elleboog tussen het uiteinde van de ellepijp en de huid.





Fractuur radius


Gescheurde meniscus thv de knie

Gescheurde meniscus




Algemene anatomie en functie kniegewricht

De knie is de schakel tussen het bovenbeen en het onderbeen en bestaat uit verschillende onderdelen, te weten botten, gewrichtsbanden, de menisci, spieren en slijmbeurzen.

Botten

Er zijn drie botstukken betrokken bij de kniebewegingen. Deze botstukken zijn het bovenbeen (femur), in het onderbeen het scheenbeen (tibia) en aan de voorzijde de knieschijf (patella). Het kniegewricht bestaat eigenlijk uit twee gewrichten, namelijk het gewricht tussen bovenbeen en het scheenbeen en het gewricht tussen de knieschijf en het bovenbeen. Omdat deze twee gewrichten binnen één gewrichtskapsel liggen wordt het functioneel als één gewricht gezien.


Het kuitbeen (fibula) welke zich evenals het scheenbeen in het onderbeen bevindt en wel aan de buitenzijde is niet betrokken bij het bewegen van het kniegewricht, maar bij de bewegingen van het enkelgewricht. Soms bevindt zich nog een extra beentje (sesambeentje) aan de achterzijde van het kniegewricht gelegen in de kuitspier. Dit laatste beentje speelt geen rol bij het kniegewricht.

Gewrichtsbanden

De gewrichten worden verstevigd met gewrichtsbanden die ligamenten worden genoemd. De banden bestaan uit lagen sterk bindweefsel. Het kniegewricht heeft een binnenband (mediale band) die in het gewrichtskapsel ligt en een buitenband (laterale band) die net buiten het gewrichtskapsel ligt. De binnen- en buitenband zorgen voor de zijdelingse stabiliteit van het gewricht. Centraal in de knie gelegen zijn de voorste en achterste kruisband die het gewricht tussen bovenbeen en onderbeen als het ware in tweeën verdeelt. Deze laatste banden, het woord zegt het al, lopen gekruisd. De voorste kruisband die voor de achterste kruisband ligt voorkomt dat het onderbeen naar voren en de achterste kruisband voorkomt dat het onderbeen naar achteren verschuift.



Meniscus

Tussen het gewrichtskraakbeen van het bovenbeen en van het scheenbeen bevindt zich zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde een sinaasappelschijfvormig stukje kraakbeen, de zogenaamde binnen (mediale) en buiten (laterale) meniscus. De menisci zijn evenals een sinaasappelschijf aan de buitenzijde dik en worden naar binnen toe dunner. De menisci zijn bedoeld om de vorm van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen wat bolvormig en het onderbeen wat vlak is op elkaar aan te passen.

De menisci zijn dan ook aan de onderzijde vlak en aan de bovenzijde uitgehold. Daarnaast functioneren de menisci als schokdempers. Wanneer het gewicht op het been wordt gezet dan kunnen de menisci naar buiten uitwijken waardoor de neerwaartse kracht naar buiten wordt omgezet. Dit is vergelijkbaar wanneer men met de voet op een bal staat. De bal wordt platter en wijkt naar buiten uit waardoor een deel van de krachten die naar beneden zijn gericht naar buiten worden omgezet.

De uiteinden van de menisci worden hoorns genoemd: aan de voorzijde de voorhoorn, aan de achterzijde de achterhoorn. Het gedeelte wat tussen de voor- en achterhoorn ligt wordt wel middenhoorn genoemd.

Spieren

De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het kniegewricht zorgen zijn de vierkoppige bovenbeenstrekker (musculus quadriceps) en de buigers (hamstrings) van de knie. De vierkoppige bovenbeenstrekker zit vast aan de bovenkant van de knieschijf. De knieschijf is op zijn beurt weer verbonden met een stevige band aan de voorzijde van het bovenste deel van het scheenbeen. Dit wordt de knieschijfpees (ligamentum patellae) genoemd.

Slijmbeurzen

Een slijmbeurs is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees en de huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of platte bindweefselverbinding tussen spier en bot. De belangrijkste slijmbeurzen rond de knie zijn die tussen de knieschijf en de huid (bursa prepatellaris) en tussen de knieschijfpees en de huid. 



De gescheurde meniscus



Hoe ontstaan meniscusscheuren

·         Traumatische scheur

Een traumatische scheur wordt veroorzaakt door een plotse torsiebeweging waarbij het meniscusweefsel niet kan weerstaan aan de inwerkende kracht en scheurt. Dit gebeurt veelal bij een draaibeweging in de knie.



·         Niet-traumatische scheur: degeneratief

Een degeneratieve scheur wordt veroorzaakt door dehydratie - uitdroging aan het binnenste gedeelte van de meniscus waardoor hij minder elastisch en soepel wordt. Hierdoor kan hij quasi spontaan inscheuren.
De meniscus zal meestal scheuren in het achterste of middenste gedeelte. Hij zal zelden inscheuren in het voorste gedeelte van de meniscus.





Symptomen van een meniscusscheur

·          pijn aan de zijde waar de meniscus inderdaad ingescheurd is, dus binnenkant (mediaal) of buitenkant (lateraal). Deze pijn treedt specifiek op bij draaibewegingen. Soms is er ook nachtelijke pijn aanwezig - als men met de knieën op elkaar ligt

·         er kan een doorzakkingsgevoel zijn indien er een losliggend stukje meniscus weg en weer slaat bij bewegingen. Indien het een groot fragment betreft kan hierdoor de knie blokkeren

·         veelal is er een beperkte zwelling van de knie (hydrops)

·         de laterale meniscus kan een specifieke scheur vertonen die dikwijls enkel pijn geeft na inspanning

·         een scheur van de laterale meniscus geeft dikwijls ook weinig vocht.



Diagnose

Om de diagnose te stellen van een gescheurde meniscus heeft de dokter verschillende "middelen".
De ondervraging is al heel belangrijk : hoe is het ongeval gebeurd ?
Als de knie onmiddellijk na de verstuiking dik is geworden is er veelal ook een letsel thv de voorste kruisband ! Bij enkel een scheur van de meniscus treedt het vocht veelal op 's anderendaags.
De ondervraging en het onderzoek zijn niet helemaal conclusief om te kunnen stellen dat een meniscus is gescheurd. Deze "klinische" diagnose is statistisch slechts juist in 8 gevallen op 10.
Er zijn ook technische onderzoekingen die een scheur in de meniscus kunnen aantonen. Het beste is een NMR scan onderzoek.
Op een klassieke Röntgenopname of een Echografie is een meniscusscheur niet te zien.



Behandeling

Niet operatief of operatief.








Luxatie thv van de schouder

De schouderluxatie



Waar zit het?


Het schoudergewricht verbindt de bovenarm met het schouderblad. Het is een bolgewricht: het bovenuiteinde van de bovenarm heeft de vorm van een bol, die past in een kommetje of pan in het schouderblad. De wetenschappelijke naam voor de bol is humeruskop, die voor de kom is glenoïd.

De bol is groot vergeleken met de kom. Hij balanceert in de kom als een balletje op de neuspunt van een zeeleeuw, of een golfbal op een tee. Bovendien is de pan nogal plat. Verschillende weefsels fungeren als veiligheidsgordel en zorgen ervoor dat de bol niet uit de kom glipt.

Het labrum is een dikke bandvormige kraakbeenring die stevig vastzit op de kom. Het vergroot de oppervlakte ervan en omsluit de bol als een soort zuignap.

Een gewrichtskapsel met gewrichtsbanden of ligamenten houdt kom en bol bij elkaar. Dat kapsel is stevig maar ook ruim, zodat het gewricht een grote bewegingsvrijheid heeft. Aan de kant van de kom zitten het kapsel en de gewrichtsbanden vast aan het labrum, aan de kant van de bol aan het bot.

Het rotatorenmanchet, ook wel de rotatorcuff genoemd, omgeeft het gewricht met het labrum en het kapsel. De rotatorcuff bestaat uit vier belangrijke spierpezen die samen één groot peesblad vormen en vastgehecht zijn aan de bol van het gewricht.



Wat gebeurt er?

               

Een gewricht is een ‘losvaste’ verbinding tussen twee botten: het maakt beweging mogelijk maar houdt die botten tezelfdertijd bij elkaar. De schouder is een van de beweeglijkste gewrichten in ons lichaam. Maar soms loopt het net daardoor mis en raakt de schouder ontwricht. Een andere naam daarvoor is schouderluxatie. De bol van de schouder schuift dan letterlijk uit de kom. Meestal schiet de bol naar voren en komt dan voor de pan te liggen.



Oorzaken

Een beweging die je arm in een extreme of abnormale houding duwt. Bijvoorbeeld door op je schouder te vallen, of doordat iemand heel hard aan je arm trekt.

Was je schouder al eens eerder ontwricht, dan is de kans groter dat het opnieuw gebeurt. Dat komt doordat die eerste ontwrichting schade kan veroorzaakt hebben aan de veiligheidsgordel die de bal op zijn plaats houdt. Hoe jonger je de eerste keer was, des te groter de kans op herhaalde ontwrichtingen.



Symptomen

  • Erge plotse pijn in de arm en tot in de schouder.
  • Je kunt de arm niet meer bewegen uit de positie waarin hij nu vastzit.
  • De bol duwt tegen de huid, waardoor je schouder er abnormaal recht en hoekig uitziet.



Gevolge

Dit kan allemaal gebeuren, in oplopende volgorde van ernst.

  • Het gewrichtskapsel en de gewrichtsbanden worden uitgerekt.
  • Het labrum scheurt vooraan los van de kom. Dat heet een Bankartletsel of labrumletsel.
  • De kop deukt achteraan in doordat hij tegen de scherpe rand van de kom wordt aangeduwd. Dat is een Hill-Sachsletsel.
  • Oudere mensen hebben eerder een rotatorcuffscheur dan een labrumletsel na een ernstige ontwrichting.



Diagnose 

  • Eerst wordt een foto van de schouder gemaakt, om te controleren of er behalve een ontwrichting niet ook een botbreuk is.
  • Dan wordt je schouder terug op zijn plaats gezet, al dan niet onder verdoving. Daarvoor bestaan verschillende manipulatietechnieken.
  • Vervolgens wordt een controlefoto gemaakt.
  • Zo nodig wordt een arthro-CT-scan gemaakt. Dat is een combinatie van een röntgenonderzoek met contraststof, en een CT-scan. Op zo’n scan is duidelijker zichtbaar welke schade er is aangericht en wat verder moet gebeuren.
  • Je krijgt geneesmiddelen tegen de pijn.
  • Je krijgt een draagdoek om, zodat je schouder kan rusten.



Behandeling

Operatie of niet?

Elke behandeling moet niet alleen de schade herstellen, maar ook een nieuwe ontwrichting zoveel mogelijk voorkomen. Je risico op een nieuwe ontwrichting is afhankelijk van verschillende factoren:
leeftijd is de belangrijkste: hoe jonger hoe groter het risico.
je sportactiviteit: bij contactsporten zoals rugby is de kans groter dan bijvoorbeeld bij lopen.

Zonder operatie

Ben je jong en is het je eerste schouderontwrichting, dan is een speciale, zogenaamde ER-brace de gebruikelijke behandeling. Je moet hem 6 weken lang voortdurend dragen. De brace verlaagt de kans dat je schouder later opnieuw uit de kom gaat.In andere gevallen kan een draagdoek die enkele dagen je pijnlijke schouder ondersteunt genoeg zijn.
Je volgt kinesitherapie om je schouderspieren te verstevigen zodat het niet opnieuw gebeurt.
contactsporten mag je ten vroegste na drie maanden opnieuw beoefenen.

Met operatie

Een operatie is beter als:
je schouder enkele maanden later nog altijd onstabiel aanvoelt doordat de bol te los in de kom zit.
je schouder al verschillende keren uit de kom gegaan is. Soms is een operatie al nodig na een eerste ontwrichting.

Er bestaan twee soorten hersteloperatie: de Bankart-procedure en de Latarjet-procedure.